
Meer weten over Het Oordeel van Cambyses, 1498
Wat gebeurt er met een meinedige rechter?
Het idee voor een nieuw schilderij voor de raadszaal/rechtszaal in Brugge (er was in 1488 nog geen scheiding der machten!) over de onkreukbaarheid van de magistraat was afkomstig van een vooraanstaande Brugse burger, Jan de Trompes. Hij staat afgebeeld als opdrachtgever op een schilderij van Gerard David voorstellende de doop van Christus. Dat schilderij hangt in het Groeningemuseum tegenover het tweeluik van Cambyses.
Gerard David kreeg in 1488 een eerste voorschot en moest toen beginnen aan de opdracht om een verhaal dat ontleend was aan Herodotus over een meinedige rechter, Sisamnes. Het levend villen beschrijft Herodotus als passende straf voor vadermoord of majesteitsschennis. De gemeenteraad wilde dat alle raadsleden daarop geportretteerd zouden worden. Zij zijn te herkennen aan hun waardigheidsteken, een zwarte muts van beverbont.
De gemeenteraad hield een strakke regie; David moest alle elementen schilderen zoals de raad ze hem voorschreef. Jaarlijks waren er verkiezingen, en gelukkig voor de schilder waren veel raadsleden gehecht aan het pluche. Toch zijn er heel wat vervangen en opnieuw geportretteerd moeten worden voordat het tweeluik in 1498 opgeleverd kon worden.
In totaal werkte Gerard David meer dan tien jaar aan deze twee schilderijen. Waarom het tien jaar duurde heeft alles te maken met de politieke geschiedenis van Brugge en het hertogdom Vlaanderen. (Het stadswapen en het hertogelijk wapen staan midden bovenaan het rechter schilderij).
De politieke crisis was ontstaan in 1483 toen Maria van Bourgondië jong overleed. Haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk had volgens zijn huwelijkscontract niets over Bourgondië en Vlaanderen te zeggen: zoon Filips de Schone, vijf jaar oud, was erfopvolger van alles van moeders kant. Op het linker schilderij staat hij als knaap met een rode pet schuin op zijn hoofd naast rechter Sisamnes.



Op hetzelfde paneel staat ook graaf Engelbert van Nassau, links achter Cambyses. Tot 1494 was hij regent in naam van Filips de Schone.
Maximiliaan bleef tot 1491 klieren en peuteren en oorlog voeren met hulp van de legers van zijn vader Keizer Frederik om te proberen het gezag over Brugge te veroveren. Wanneer hij de macht dacht te hebben werden veel bestuurders, ook gildemeesters, ontslagen, gefolterd of gewoon opgehangen. Maar in 1487 werd Maximiliaan zelf in Brugge in gijzeling genomen en hij kon niet anders dan instemmen met een vredesverdrag ten gunste van zijn zoon.
Op het linker paneel linksboven staat het oude stadhuis van Brugge afgebeeld, met daarnaast de Poortersloge, waar destijds de rechtspraak plaats vond (het gebouw bestaat nog steeds). Trouwens, beide schilderijen staan boordevol symboliek. Helemaal rechts bovenaan het rechter schilderij staat de Keizer op de middelste zuil van de loggia en op het linker paneel de wapenschilden van Filips de Schone (de 15-jarige van het schilderij) en Johanna van Castilië, die voorbestemd was om zijn echtgenote te worden (wat met deze hint aldus al werd aangegeven).
Tenslotte: zowel de loggia rechtsboven als de vloer op het linker paneel hebben een patroon van grijze, blauwe en roze tegeltjes (het rechter tafereel speelt zich af op straat). De grijze, blauwe en roze tegeltjes komen op een groot aantal schilderijen van Gerard David voor: het was de vloer van zijn atelier.

